Smederij Pieterse Zoeterwoude-Rijndijk

Het is 17 mei 1859 om 11 uur 's morgens als notaris Mr. Herman Obreen vergezeld van zijn getuigen Nicolaas Franken, gemeentebode en Pieter Egberts, zeilmaker, binnenstappen in de herberg "De Ooievaar" aan de Hoge Rijndijk 475 in Zoeterwoude aan den Rijn. Die herberg was eigendom van Jan en Hendrik Snel uit Leiderdorp, maar omdat de laatste in maart overleden is, wordt de herberg nu bij opbod en afslag verkocht. Het is er druk, want er is niet alleen veel belangstelling om het pand te kopen, maar Hendrik Snel had voor zijn dood een testament gemaakt, waarbij hij zijn bezit ieder voor een kwart vermaakte aan zijn vier broers en zusters. Drie van die vier zijn echter al eerder overleden, zodat hun kinderen een deel van de opbrengst toekomt. In de akte die de notaris van deze gebeurtenis opmaakt tellen we zo al 11 namen van leden van de families Samsom, Van Assum, Poeliejoe en Snel, die allemaal komen kijken hoeveel zij aan de verkoping over zullen houden. Het is de Koudekerkse kastelein Theodorus van der Heijden die uiteindelijk voor ƒ1.500,- de nieuwe eigenaar van de herberg wordt.
Waarom gaan we zover terug in de tijd? Vraagt u zich wellicht af. Welnu, een afschrift van die akte waarover we het hier hebben, wordt door de notaris voorzien van een mooi omslag waarop hij in grote letters schrijft; "Recht van de Baan". Want in die verkoopakte wordt vastgelegd, dat de koper van de herberg en het ervoor gelegen terrein bekend als "De Baan", vrij en onverhinderd overpad van de Rijndijk naar de Rijn moet geven aan het publiek. Dit recht wordt ontleend aan een Akte van Transport die op 5 november 1736 voor Schout en Schepenen van Zoeterwoude gepasseerd is.
Opmerkelijk is, dat in de akte van 1859 een nieuwe erfdienstbaarheid wordt vastgelegd. Want verder wordt bepaald dat Willem de Jongh, eigenaar van de smederij ten oosten van 'De Baan', en zijn opvolgers het recht zullen hebben, om van het erf en de grond voor de smederij en het smidshuis gebruik te maken voor het maken en repareren van voorwerpen met betrekking tot de uitoefening van zijn smidsaffaire.
Als bijna 40 jaar later in 1898 Wilhelmus (Willem) Pieterse met zijn vrouw Gerarda Zijerveld, vanuit Noorden naar Zoeterwoude komen om de smederij over te nemen van Luc. H. de Jongh, verwerven zij dus ook deze ergdienstbaarheid. En het beschreven recht zal generaties Pieterse lang blijven bestaan, en is pas in 2002 komen te vervallen, toen de huidige eigenaren van de smederij, Eric van Nigtevegt en Esther Pieeterse, jawel een achterkleindochter) de bleek achter de smederij met de projectontwikkelaar hebben geruild voor het gedeelte van De Baan, dat langs de smederij ligt. 

Gerarda Zijerveld & Wilhelmus (Willem) Pieterse

Een smid en zijn smederij runnen was in die tijd kennelijk een veel breder beroep dan in latere jaren. Zijn vier zonen specialiseerden zich na de oorlog in het timmerwerk (Adriaan Pieterse), en in lampen en elektro (Rinus Pieterse), maar ook Theo en Cor Pieterse die later samen in de smederij kwamen hadden daar zo hun eigen speciale taken. Als je bijvoorbeeld wat draaiwerk wilde laten verrichten, dan wist je als klant dat je bij Cor moest zijn, daar waagde Theo zich niet aan.
Willem Pieterse was nog een all-rounder, die bovendien voor sommige klussen ook als hoofdaannemer fungeerde. Zo hebben wij twee prachtige nota's in ons bezit gekregen waarop relatief grote bedragen staan.

Willem Pieterse was aan de Rijndijk een geziene figuur. Wat bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat hij sinds 1900 lid was van het parochiaal Armbestuur. Maar we weten ook dat Willem Pieterse goed bevriend was met de Graaf van Bylandt, die in het parkje rond zijn buitenhuis (ongeveer op de plaats waar nu de zuidelijke oprit van de A4 naar de brug over de Oude Rijn ligt) een eigen hobby-smederijtje had. Die twee smeden wisselden met elkaar, technieken, gereedschap, materialen en ervaringen uit.

De smederij aan de Hoge Rijndijk in Zoeterwoude, de personen op de foto zijn: 1. zoon Marinus, 2. zoon Cornelis en 3. dochter Martha

Een uit 1924 waar W. Pieterse aan aannemer Volleberg een bedrag van ƒ 2.286,00 heeft betaald voor de eerste termijn van de bouw van een gymnastieklokaal alhier. En de ander is uit 1925 waar een bedrag van ƒ 1.198,65 wordt betaald aan de Firma van Rijn ter voldoening van de laatste termijn voor diezelfde gymzaal. Dat gymnastieklokaal stond bij de Bernardusschool en het patronaatsgebouw aan de Meerburgerwetering.
We schrijven hier over relatief grote bedragen. Want uit de gewone smids-klusjes voor boeren en burgers zoals die beschreven staan in een boekje met zo'n zwartgemarmerde harde kaft met op het etiket de term "Koopmansgoederen 1920" werd niet veel omzet behaald. Uit de afdruk van een willekeurige pagina uit dat boekje blijkt, dat voor het uithalen van een ploegschaar een bedrag van ƒ 0,80 werd gerekend. Dat er voor ƒ 0,70 een stuk op een turfbak werd gezet en dat de reparatie van een tweetal stoven voor ƒ 1,20 werd verricht.

Een pagina afdruk uit het boekje "Koopmansgoederen 1920"

Zo'n boekje geeft een mooie inkijk in wat zo'n smid dan verder allemaal nogal deed, en alles 'op de pof': Er werden nieuwe fornuisroosters gemaakt, emmers gesoldeerd, goten en fietskettingen gerepareerd, kachelpijpen gemaakt, nieuwe bodems in waterketels gezet, nieuwe ogen aan roeiriemen gemaakt, banden om tonnen gezet, hakkers gelast, schaatsen geslepen, banden om klompen gezet, 2 stukken in een broodblik gezet, 4 stukken op een teil gesoldeerd enz.
Een mens hoeft niet veel fantasie te hebben, om uit deze opsomming te begrijpen dat er in deze crisistijd veel armoe geleden werd. En alle mogelijke middelen werden aangegrepen om wat extra's te verdienen. Zo had de Smederij Pieterse in die tijd een benzinepomp voor de deur aan de Rijndijk staan. En ook daarvan is een stukje boekhouding bewaard gebleven. In zo'n zelfde boek met op het etiket "Benzine anno 1933" lezen we, dat er in dat jaar 10.475 liter benzine werd verkocht, eerst voor ƒ 0,14 later voor ƒ 0,11 per liter. Van zulke prijzen kun je nu alleen maar dromen. Volgens dat boekje waren er in 1933 drie klanten die benzine op rekening tankten. Dat waren de Gemeente Zoeterwoude, Klaver & Vlasveld en verder nog H. v.d. Poel. 

Uit een totaalstaatje achter in dat boek blijkt dat Pieterse per verkochte liter benzine ƒ 0,01 als opbrengst rekende, zodat zijn hele verdiensten over 1933 uit die benzinepomp neerkomen op een bedrag van ƒ 104,75. Om te zien of dat veel of weinig is, moeten we het ergens mee vergelijken. Wat dacht u van een kwitantie van de overbuurman aan De Baan, Kakie Tijssen, waar in het hele jaar 1937 voor ƒ 199,20 aan kruidenierswaren op rekening werden gehaald. Die schuld werd overigens blijkens de datum op het zegel op 7 juni 1939, dus anderhalf jaar na dato voldaan. Wij spreken in onze tijd over een kredietcrisis met duizelingwekkende grote bedragen, maar de ondernemers van toen hadden zo hun eigen kredietproblemen zij het op een andere schaal.
Problemen waren er in die tijd al genoeg, en de tweede wereldoorlog maakte dat er allemaal niet beter op. Maar nood maakt vindingrijk, en zo wist Smederij Pieterse in de oorlog een extra stukje omzet te genereren door het maken en verkopen van kleine noodkacheltjes, die op de gewone Salamanderkachel gezet konden worden, om bij gebrek aan brandstof toch nog voor een beetje warmte konden zorgen. En als het helemaal moest kon er zelfs ook op gekookt worden.

Als kort na elkaar in 1947 en 1948 Willem en Gerarda Pieterse overlijden, hebben de zonen de zaken al enige tijd overgenomen. In september 1048 verhuizen Theo Pieterse en zijn vrouw Mien van Diemen naar het pand aan de Baan, waar dan ook nog zus Martha Pieterse blijft wonen. Dan zijn we inmiddels in de periode van de wederopbouw en er is veel werk aan de winkel. En dat moet ook, want zowel Theo als Cor Pieterse hebben een gezin met 8 kinderen te onderhouden en er zijn ook nog personeelsleden die betaald moeten worden, waarvan we o.a. Gerard Vervoorn noemen die langdurig bij de Smederij Pieterse werkte.
Dat moet dus een drukte van belang geweest zijn in huize Pieterse. En Theo Pieterse draait er zijn hand niet voor om, om naast zijn drukke smids-bestaan ook in het huishouden en bij de opvoeding van de kinderen zijn steentje bij te dragen. En alle ondernemers kennen van die verhalen van klanten, die er een handje van hebben, om juist op de momenten dat het niet uitkomt voor een onbenullige boodschap vlak voor sluitingstijd binnen te komen, bijvoorbeeld op zaterdagmiddag al die jongens in de teil moeten, om maar wat te noemen.
Heel veel werk wordt in die tijd geleverd bij het klooster De Goede Herder, want als daar alle goten vervangen moeten worden, of op de slaapzalen bij de meisjes chambrettes moeten worden gebouwd, met allemaal een wastafeltje enz. dan levert dat voor manjaren werk op. Plaatselijke bedrijven als Den Blanken, Omtzigt en Delfos waren ook regelmatige klanten van de smederij Pieterse. Terwijl ook voor de betonfabriek Oosthoek veel laswerk werd verricht, zoals bij het maken van stalen mallen voor het gieten van keerwanden. 

De Baan met zicht op de schuur die later in gebruik was door Smederij Pieterse

Naast het echte smederijwerk, is er ook een ontwikkeling waarbij het plaatsen van kachels en haarden verandert in het aanleggen van centrale verwarmingen, en het solderen van emmers voor het halen en bewaren van water verandert in het aanleggen van waterleidingen, het solderen van kranen en het plaatsen van watermeters. Veel meer loodgieterswerk, dan smederijwerk zoals ook blijkt uit de nota voor het waterleidingbedrijf Zoeterwoude uit 1961.
Als dan ook in 1980 Theo Pieterse komt te overlijden en zijn zoon Ton de zaak overneemt, is er eigenlijk nog vrijwel uitsluitend sprake van loodgieterswerk. Het pand komt dan in eigendom bij dochter Ploni die er tot het laatst toe haar ouders verzorgde. En die het in 2002 overdraagt aan haar nichtje Esther met haar man, zodat er nu een vierde generatie Pieterse in woont.

Dat hiervoor het recht om van de Baan gebruik te maken goed van pas kwam blijkt wel uit deze foto, waarop duidelijk een voorraad stalen balken te zien is. Hierop zien we ook nog de schuur waarvan niet duidelijk is of het ooit een koetshuis van de herberg is geweest. In die schuur had de Smederij Pieterse veel apparatuur staan die niet direct in de smederij met het aambeeld en het viir paste zoals lasapparaten, slijp- en zaagmachines en draaibanken en dergelijke.

Nota uit 1961 voor het waterleidingbedrijf Zoeterwoude

Bron: Stichting Oud Zoeterwoude, Suetan Kwartaalblad Augustus 2009, tekst: Freek Verstegen

Vroeger werd op deze locatie gekaatst. Daarom werd het ook wel Tijssen de baan genoemd. Als je tussen de bebouwing door naar achteren liep, kwam je uit bij de Oude Rijn.
Daar kon men door Leiderdorper dhr. Blom met een roeiboot worden overgezet. Met de komst van rijksweg A4 werd het overzetten verleden tijd, dit mede vanwege de leeftijd van dhr. Blom. Midden op de linker foto en op de rechterfoto aan de linker kant De Schuur van de smederij van de fam. Pieterse. Gemaakt in 1964

Zoals u ook kunt zien aan het opschrift op de gevel, betreft dit pand de vroegere smederij Pieterse, tevens ook het woonhuis van de familie.
Links achteraan in de Baan het kruidenierswinkeltje van Kakie (Babbelaar) de zus van Dirk Tijssen (handel in veevoeder). Gemaakt in 1964

De smederij Anno 2005

Een pentekening van de smederij van de familie Pieterse aan de Hoge Rijndijk, gemaakt in 1985

De smederij anno 2020, foto's: Wesley Pieterse