De "Alkoofjongen" en het "Beestwijf"

Eigenlijk een heel triest verhaal heeft zich afgespeeld begin 20e eeuw in de Over-Amstelstraat in Amsterdam.
Voor dit verhaal beginnen we in 1875 in Langeraar.
Cornelis Pieterse wordt geboren op 9 november 1875 in Langeraar als zoon van Johannes Pieterse en Marijtje van der Meer, en was een volle broer van Hein Pieterse "De Smid" uit Langeraar en halfbroer van Willem Pieterse, een van de eerste rijwielhandelaren uit Maastricht.
Op 3 januari 1900 trouwt Cornelis te Amsterdam met Johanna de Langen, geboren op 15 mei 1870 te Odijk als dochter van Cornelis de Langen en Hendrika Appelhof.
Op het moment dat Cornelis trouwt met Johanna, heeft Johanna al een dochter, Johanna Bertha die is geboren op 22 april 1894 in Langeraar. Johanna Bertha wordt ten tijde van het huwelijk gewettigd door Cornelis.
Samen krijgt het stel nog 2 kinderen; Johannes (Jan) Pieterse "de Alkoofjongen", wordt geboren op 4 september 1900 in Utrecht en Hendrika (Rika) Pieterse wordt geboren op 30 december 1901 in Utrecht.
Op 19 april 1902 verhuisd het gezin vanuit Utrecht naar de OverAmstelstraat in Amsterdam.

Uittreksel van de burgerlijke stand van het gezin van Cornelis Pieterse

Op 28 september 1920 krijgt de politie bericht dat in het huis aan de Overamstelstraat 10 blijkbaar sinds jaren een ergerlijk verwaarloosd kind bevond dat daar door zijn moeder die vaak onmin had met haar man, uit wraak te scheen worden opgesloten gehouden. 
Vader Cornelis Pieterse die werkzaam was in een timmerwinkel aan de Ringdijk bleek daar te wonen.
De moeder, Johanna de Langen zou de 2e vrouw zijn van Cornelis Pieterse, alhoewel ik hier zelf nog niks over heb kunnen vinden.

Toen de politie ter plaatse verscheen vonden ze de jongen die alle tekenen vertoonden van een "wezen dat door barbaarse hand jarenlang van het vrije leven was afgesloten geweest." Het kind was niets meer dan een wrak, met verwilderd haar, doodsbleek gezicht, mager lichaam, en de jongen vertoonde zelfs sporen van vroegtijdige kaalhoofdigheid.
De woning bleek met recht een zwijnenstal. De buren wisten te vertellen dat de gordijnen altijd dicht waren.  Zij hadden in 8 jaar tijd éénmaal de jongen op de veranda gezien.
Op de plaatsen waar geen gordijnen waren was er papier voor de ramen geplakt zodat er geen daglicht binnen kwam. Ook was er vermoeden dat de oudste dochter enige tijd gevangen had gezeten in het ouderlijk huis.

Blik in de kamer met aangrenzende alkoof, waarin moeder Johanna haar zoon vasthield. BEELD NATIONAAL ARCHIEF/COLLECTIE SPAARNESTAD/HET LEVEN/FOTOGRAAF ONBEKEND

De jongen werd na een verblijf in de quarantaine-inrichting in geneeskundige behandeling genomen.
De moeder werd aanvankelijk opgesloten in het bureau Muiderpoort, waar de verhoren plaats vonden.

In januari 1921 kwam de zaak voor de rechtbank, de belangstelling van het publiek was dan ook zeer groot.
s'Ochtends om 6 uur stonden velen in de Lange Leidschedwarsstraat te wachten waar de ingang voor de publieke tribune was.
Enkele uren later was de menigte zo groot geworden dat de politie van wapens gebruik moest maken.
Er werd een ruit ingedrukt en verschillende keren werd er gechargeerd. Er waren mensen die de portier van het gerechtsgebouw 20 gulden boden voor een plaats.

Tegen Johanna Pieterse - de Langen waren 3 feiten ten laste gelegd:
1. art. 255 wetboek van strafrecht: Het onverzorgd achterlaten van hulpbehoevenden
2. art. 282 wetboek van strafrecht: Opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving
3. art. 300 wetboek van strafrecht: Het opzettelijk benadelen van iemands gezondheid.
Verder waren er 11 getuigen gedagvaard.

Jan Pieterse naast een rechercheur

Jan Pieterse

Onder ontzaglijk toeloop van het publiek, balie en pers nam de zaak tegen kwart over 2 een aanvang. De openbare tribune was stampvol, op de getuigenbanken zaten de op "kaartjes" binnengelatenen aaneengesloten als haringen in een ton. Mannen van de rijksveldwacht doken op uit het trappenhuis dat van de celafdeling naar de zittingzaal voert. Talrijke mensen moeten blijven staan.
Op de eerste getuigenbank zaten de getuigen, waaronder het slachtoffer, de inmiddels 19-jarige Johannes Pieterse met een somber gezicht en ouwelijke trekken, maar gelukkig geen lijkkleur meer zoals bij zijn redding.

Uiteindelijk is de jongen opgevangen door zijn oom Hein Pieterse en zijn gezin in Langeraar.
Wat er van de jongen verder is terecht gekomen is mij onbekend.

Hoe de hele rechtszitting verder verliep is in het onderstaande artikel van de Telegraaf te lezen.

De telegraaf, 8 januari 1921

Strafpleiter M. de Hartogh aan zijn bureau, hij behandelde deze zaak.

De diverse krantenberichten hieronder geven een beeld van de situatie die zich toen heeft afgespeeld.

Vlissingse Courant 29-9-1920

Vlissingse Courant 30-9-1920

Volksblad, 16-1-1920

Vlissingse Courant 26-11-1920

Nieuwe Zeeuwsche Courant 28-5-1921